Pedagogisch en didactisch handelen

 

Wij hechten veel waarde aan een positieve en motiverende leid(st)er. Ten aanzien van het pedagogisch klimaat is in het montessorionderwijs uitgangspunt dat de relatie tussen leid(st)ers en kinderen gebaseerd is op wederzijdse betrokkenheid, vertrouwen en respect. Het klimaat komt in het bijzonder voort uit het handelen van de leid(st)er en medekinderen en garandeert dat het kind zich begrepen voelt in gevoelens en denken, zich veilig voelt om fouten te maken en in discussie te gaan. Kinderen en leid(st)ers scheppen een klimaat waarin kinderen in vrijheid en zelfstandigheid kunnen leren. Het klimaat maakt ook dat het  kind zodanig vertrouwt dat deze in het onderwijsleerproces een aantal didactische functies kan vervullen om kinderen in het leerproces te helpen en dat de leid(st)er het kind verantwoording kan vragen van diens handelen.

Onze leid(st)ers zijn van cruciaal belang. Zij hebben de vormende taak om hun kinderen op te voeden tot goede burgers. We vinden het belangrijk, dat kinderen goed met zichzelf en met anderen kunnen omgaan. Leid(st)ers creëren daartoe een veilig en gestructureerd klimaat waarin kinderen zich gewaardeerd en gerespecteerd voelen. Kernwoorden zijn: relatie, competentie en autonomie. Als school hechten we er heel veel waarde aan dat kinderen zich kunnen ontwikkelen in goede harmonie en een gezonde leefomgeving.

Binnen ons pedagogisch klimaat hebben we dan ook een aantal aandachtspunten:

  • Kinderen hebben behoefte aan gezonde voeding, frisse lucht en een evenwichtige afwisseling tussen inspanning, ontspanning en rust.

  • Kinderen hebben behoefte aan vertrouwen en acceptatie binnen hun sociale relaties. Dit geldt voor de relaties tussen kinderen onderling, maar ook tussen kind en volwassene. Het is dus belangrijk dat er een veilige en vriendelijke sfeer heerst op school.

  • Kinderen hebben behoefte aan uitdaging binnen het onderwijs, creativiteit en groei in verantwoordelijkheidsgevoel. Daarom is het belangrijk dat het onderwijs de kinderen uitdaagt en de kans geeft nieuwe dingen te ontdekken.

Rust

Om goed en geconcentreerd te kunnen werken, dient er rust in het groepslokaal en in de gangen te zijn. Bij elke activiteit die kinderen doen, wordt ze geleerd dit stil en rustig te doen. Als kinderen gemotiveerd bezig zijn, ontstaat vanzelf innerlijke rust; kinderen leren zo dat rust belangrijk is.

Het proces begeleiden en vooruit kijken samen met het kind geeft meer ondersteuning en veiligheid in het leerproces. We gaan van ‘nakijken’ naar ‘voorkijken’.

 

Vrijheid in gebondenheid

Dagelijks wordt er tijdens het werken in de groep tegemoetgekomen aan de spontane belangstelling, doordat de kinderen hun eigen werk kunnen kiezen. In principe bepalen kinderen zelf wanneer en hoelang ze met bepaald werk bezig willen zijn. In een montessorischool spreekt men van vrijheid in gebondenheid. Dit betekent dat een kind vrij is in het maken van een werkkeuze binnen gestelde kaders van individuele- en groepstaken. Kaders spelen een belangrijke rol in de dagelijkse praktijk.

Montessori zei daarover het volgende:

 

De vrijheid van het leven heeft steeds bepaalde grenzen en binnen deze grenzen kan het leven zich ontwikkelen. Juist het stellen van grenzen maakt de volle ontplooiing van het leven mogelijk. In de chaos der onbeperktheid kan niets bestaan.”

 

Eigen verantwoordelijkheid

Basis voor het handelen van de leid(st)er is het vaststellen van hetgeen het kind nodig heeft voor de eigen ontwikkeling. Dat gebeurt door observeren en, in het bijzonder bij oudere kinderen, in het diagnostische gesprek en gezamenlijke reflectie. Die reflectie richt zich zowel op het handelen van het kind als op de samenwerking tussen kind en leid(st)er. Het montessorionderwijs maakt ook gebruik van andere diagnostische middelen zoals leerlingvolgsystemen en toetsen. De opbouw van leerlingenactiviteiten zorgt ervoor dat stapsgewijs de verantwoordelijkheid van het kind wordt vergroot, aangepast aan zijn of haar ontwikkelingsfase met bijzondere aandacht voor het dragen van verantwoordelijkheid voor het leren, het ‘leren leren’ en leren kiezen. Er wordt in de klas gewerkt in diverse groeperingvormen van individueel tot klassikaal, waarbij op jonge leeftijd het individueel werk overheerst. Naarmate kinderen ouder worden komt er meer nadruk op de kleine groep. Er is ook ruimte voor klassikale discussies en presentaties. De didactische organisatie en de begeleiding zijn zodanig dat de kinderen denk- en doevaardigheden moeten kiezen en gebruiken. De kinderen worden steeds geconfronteerd met de stijl en methoden van hun eigen handelen. De leid(st)er begeleidt het handelen van de leerling gericht op overdracht van verantwoordelijkheid.

 

Observeren en begeleiden

De leid(st)er leert een kind door observatie goed kennen. Zij stimuleert de kinderen en voorziet in hun onderwijsbehoeften. De leid(st)er observeert of de keuze die het kind maakt in redelijke verhouding staat tot de mogelijkheden van het kind. De kinderen worden ook gestimuleerd om door te zetten en hogere eisen aan zichzelf te stellen. De leid(st)er heeft hierbij een belangrijke begeleidende en stimulerende taak. De houding is proactief: door tijdig te signaleren en indien nodig in te grijpen wordt niet alleen achterstand voorkomen, maar vooral het maximale uit een kind gehaald. 

Onderwerpen van observatie kunnen zijn:

•      het gedrag;

•      reactie op aanwijzing of correctie;

•      het werk van het kind;

•      de lichamelijke ontwikkeling.

Door de observatie middels signaleringen vast te leggen in een compleet registratiesysteem kan de leid(st)er de dagelijkse vorderingen bijhouden. Bovendien biedt de registratie een controlemogelijkheid op een evenwichtige ontwikkeling. Het registreren, dat wil zeggen het bijhouden van de activiteiten en vorderingen van het kind, is een zeer belangrijk onderdeel van de onderwijsorganisatie. Registratie is de basis van de ontwikkeling van het kind. De leid(st)er houdt dagelijks bij welke activiteiten een kind heeft gedaan, maar ook hoe die activiteiten zijn uitgevoerd. Het leid(st)er handelen is gericht op het voorkomen van problemen. Door te signaleren, te begeleiden en te evalueren krijgt de leid(st)er een compleet beeld van het kind. Montessorischool Apollo gebruikt voor haar signaleringen en besluit van actie in begeleiding het montessorikindvolgsysteem (MKVS). Hierin worden alle ontwikkelingsgebieden van de kinderen gevolgd. Meer over het MKVS kunt u lezen in de ouderfolder, bijlage van de schoolgids.

 

 

Schoolwebsite door SchouderCom
Cookies preferences